2019 was voor Bernard Brouwer uit Breda een goed en mooi jaar. Een jaar met veel kopprijzen en een prachtig prijspercentage. Ik kende de naam en liefhebber Bernard Brouwer nog niet zo goed. Later snapte ik waarom? Deze Brabander speelde eerst de korte vluchten tot en met de dagfond. De laatste tien seizoenen is hij een hok gaan opbouwen voor de marathonvluchten. Dat deed hij stapsgewijs. Zijn prestaties in 2019 zijn neergezet met duiven met een puike achtergrond. In deze reportage gaat u lezen hoe deze prestaties tot stand zijn gekomen. Ik ga nog niets verklappen. U gaat het de komende weken lezen op ons aller Marathonduivenjournaal. Veel lees plezier !!!

De liefhebber
De hoofdrolspeler van deze reportage is Bernard Brouwer (59 jaar) uit het oerbrabantse Breda. Bernard was in zijn werkzame leven bouwvakker. Bernard zit vanaf zijn jeugd tussen de duiven. Hij vertelt er zelf dit over: ‘Ik ben met de duivensport groot gebracht. Mijn vader had duiven en in bijna heel de buurt stonden de kooien zo goed als tegen elkaar. Ik ben zelfstandig begonnen met spelen bij de jeugdbond van onze vereniging C.C. Breda. De eerste duiven in mijn jeugdjaren kwamen destijds van mijn vader en liefhebbers uit de vereniging, die goed hun prijsjes wisten te pakken. Later, toen ik 18 jaar werd, mocht ik bij de GROTEN meedoen. Zoals ze dat destijds noemde in de C.C. Breda. Ik heb dus bijna mijn hele leven al duiven puur hobbymatig. De drang van het presteren was er in die tijd zeker nog niet. Zeker in die tijd gold voor mij de Olympische gedachte meedoen is belangrijker dan winnen. De echte drang om te presteren kwam pas veel later. Op het moment dat ik mij serieuzer met de duivensport ging bezig houden. Op het moment dat de drang om te presteren boven kwam drijven. Ik speelde eerst de vluchten van de vitesse tot en met de dagfond. Dat ging de laatste jaren, voordat ik daarmee stopte, niet eens zo onverdienstelijk. Ik speelde in 2007 bijvoorbeeld nog 12 maal de eerste in onze sterke vereniging C.C. Breda. Eén duif uit die tijd was van uitzonderlijke waarde voor mij. Het was ‘The 698’. Hij kwam uit  ‘Den Hans 184’ van Hans Jansen uit Ulvenhout. Deze duif was van het soort Koen Minderhout en C van Herk & Znn. Het was een goede vlieger, maar een nog betere kweker. Uit ‘The 698’ kweekte ik 8 echte 1e prijsvliegers van Duffel (59 km) tot en met de Dagfond … ook in groot verband. Zijn nazaten deden het niet alleen bij mijzelf goed, maar ook bij clubgenoten die ik een jong uit deze duif had gegeven.

In 2010 heb ik deze duiven weg gedaan en ben langzaam over gestapt naar de Marathonvluchten.’ 

De hokaccommodat
Hoeveel meter hok heeft u tot uw beschikking en hoe zijn de afdelingen verdeeld? Bernard: ‘Door ruimtegebrek heb ik één kooi op de schuur van 5 meter. Dit hok is verdeeld in twee afdelingen voor de weduwnaars. Verder heb ik een benedenkooi van 3,5 meter. Ook deze is in 2 afdelingen verdeeld. Eén voor 8 nestkoppels en één voor de jonge duiven. In de schuur heb ik een hokje van 1,5 meter voor de kwekers. Aan dit hokje zit een buitenren vast.’
Waar hebt u op gelet bij het bouwen van het hok? Verluchting, licht e.d.? Bernard: ‘De verluchting: Ik heb natuurlijk in die tijd verschillende hokken gehad en zoals iedere duivenmelker was ook ik regelmatig op zoek naar de ideale kooi en verluchting. In 2008 had ik weer een nieuwe kooi laten bouwen naar het Buitenhuis-model (met erkers). Ook deze kooi was een drama wat betreft de verluchting. Metname doordat deze kooi boven op de schuur staat en enorm weers- en windgevoelig is. Toen werd het wederom zoeken naar de juiste balans van klimaat/verluchting/en licht op deze kooi. Ik heb hierover veel gelezen op internet en verschillende adviezen en mogelijke oplossingen de revue zien passeren. Hier zaten vaak tegenstrijdige opties bij. Ik weet: het is een moeilijke materie, maar ik houd altijd in mijn achterhoofd: iedere kooi is een kooi op zichzelf en heeft met vele factoren te maken. Daarom zal de juiste oplossing voor iedere kooi verschillend zijn en is het de kunst hier juist op te anticiperen.  Nadat ik al jaren hiermee aan het tobben was, heb ik eind 2017 het heft in eigen hand genomen en heel de kooi aan de binnenzijde gestript en drastisch verbouwd. Ik heb geheel naar eigen idee en beleving, op de kooi zelf, het hok op de schop genomen. Te beginnen met de binnenzijde van de kap. Dit heb ik bekleed met 5 cm dikke isolatie met een tussenruimte van 4 cm tussen de pannen en de isolatie. Ter hoogte van de nok 15 cm open gelaten. Verder heel de kap dicht en elk kiertje met band dicht geplakt. Voor de bakken het plafond schuin omhoog laten lopen om de lucht circulatie te verbeteren. Achter de klapramen (die nu zomer en winter altijd open staan) heb ik het raamwerk van windbreekgaas voorzien. Onder de erker zaten standaard verluchtingsschuiven. Deze staan altijd open, maar ik heb aan de binnenzijde hiervoor een plankje met tussenruimte achter geplaatst zodat, de wind niet rechtstreeks de kooi in kan … maar altijd naar beneden slaat.

Op het gebied van Licht: Omdat ik erkers in de kooi heb en dus veel glas/licht in de kooi had, heb ik achter de kleine zijraampjes een verduisterend rolgordijntje gehangen. Op deze manier krijg ik wat minder licht in de kooi. Ik hoopte hiermee het vroegtijdig pennen gooien te verminderen. Dit zou nog een punt kunnen zijn voor verbetering, want de laatste Marathonvluchten hebben de meeste duiven hier al 4 tot 5 pennen gegooid.
Nadat ik deze aanpassingen heb gedaan gingen de duiven er steeds beter uitzien en vanaf 2018 kwamen ze eveneens beter.’

… wordt vervolgd …