Kopen is hopen. Een passend spreekwoord voor duivenhouders lijkt me zo. Als de r in de maand is worden we elk jaar doodgegooid met allerlei duivenveilingen. Totale of gedeeltelijke verkopingen … en aanbod van bonnen heb je in overvloed. Ook via het internet wordt er met duiven stuivertje gewisseld.

Tussen al dat verkoopgeweld deed clubgenoot Gerrit jaren terug ook al zijn duiven van de hand. Hij stopte ermee, ging verhuizen naar een appartementje. Dat doen mensen vaak als ze ouder worden. Met een mini – advertentie vroeg hij aandacht voor zijn kleine kolonie kopvliegers. Misschien brachten ze genoeg op om de verhuiskosten enigszins te dekken.

Eigenlijk vormen duivenmelkers als je er zo op een achtermiddag wat over nadenkt maar een vreemd volkje. In de zomer klagen ze steen en been als er veel jonge duiven achterblijven, ze schreeuwen moord en brand als er weer een zogenaamde rampvlucht is geweest, maar in de herfst sjouwen ze manden vol duiven naar hun eindstation. En vervolgens speuren ze in advertentie en op internet naar nieuwe duiven, want ze zoeken hokversterking. Ze hopen dan dat die aangekochte duivinnen, doffers en late jongen beter zijn. En laten we wel wezen; het aanbod van goeie duiven, fijne rassen en gouden kweekmateriaal is ronduit fantastisch als je zulke spetterende advertenties mag geloven! Een duivenmelker is altijd op zoek naar iets beters of het beste en dat is geen slechte instelling. Zo gaat het in duivenland ieder jaar.

Melkers doen duiven van de hand en kopen duiven. Als ik al die aankondigingen lees van wat er wel niet allemaal onder de hamer komt, denk ik soms duiven houden, betekent duiven verkopen. De handel in duiven is op de keeper beschouwd een grote kostbare grabbelton met heel veel nieten. We weten immers allemaal dat je de zeldzame, echt goede duiven met een lantaarntje zoeken moet. Natuurlijk koop ik zelf duiven. En ik kijk graag en vaak naar mijn nieuwe aanwinsten: ik verwacht er veel van. Het is net als met een nieuwe auto. Ik poets en was mijn duiven vanzelfsprekend niet. Ik vertroetel ze wel, maar als na enige tijd de glans van het nieuwe er wat afraakt, wordt die extra zorg en bewondering ook minder. En na een paar jaar zijn al die nieuwelingen weer van mijn hok verdwenen. Zo gaat dat!

Met krijgertjes heb ik af en toe meer succes gehad. Het geluk zit in een klein hoekje, moet je maar denken. Bij ons in de club draaien we tijdens de nieuwjaarsreceptie duivenbonnen op het rad van avontuur. Als er maar genoeg lootjes zijn verkocht brengt elke slinger aan het rad 100 euro op en wanneer het spelletje goed gespeeld wordt weet de lootjeskoper niet van wie de bon is die verdraaid wordt. Zo kun je tot je verrassing bijvoorbeeld voor een euro een jonge duif of een koppel eieren scoren. Een duif kopen wordt dan echt een gokje. O ja van Gerrit heb ik destijds een forse zwarte doffer gekocht. Dat is nu bijna achttien jaar geleden. Gerrit is er niet meer. Hij verongelukte, maar de duif is er nog altijd. Die loopt een beetje stram en is nu aan een rollator toe, kun je stellen. Topprestatie heeft mijn kacheldonkere gigant niet geleverd. Ik noemde hem in 2004: ’Zwarte Streef’. Niet omdat ik dacht dat mijn nieuwe aankoop naar het hoogst haalbare zou streven. Nee, het was meer een verwijzing naar de naam van zijn eerste eigenaar.

C.U.