Hoe vaak niet wordt de mens door schone schijn bedrogen, Al ziet men de lui men kent ze niet. Zulke zinnen komen uit een schelmenroman van de 17e -eeuwse blijspeldichter Gerbrand Adriaans zoon Brederode. Ze zijn ook soms wel toepasselijk op duivenmelkers en hun duiven.
Al weer een jaar of twee terug kocht ik digitaal via de verkoopsite ‘Het Duivenschepnet’ in een vergeten uithoek van ons land een wonderschoon ‘duivinnetje’ met keurige referenties. Ze kwam uit de Kajak maal de Regenboog. Duiven die het onder alle omstandigheden hadden gedaan. Geen zee ging hen te hoog. Bij een rijtjeshuis in een eindeloze straat, een soort Lange Jammer, belden G. mijn metgezel en ik aan. Een donkerkras in een mandje stond klaar bij de verwarming, mocht bewonderd worden. Ze had een mooie kop met een spatje, stralende kijkers en een verkenningscirkel . Omdat ik aarzelde of ze wel echt een vrouwtje was mocht ik haar nestligger ook zien. Die werd gehaald. Weer kregen we een donkerkras met een sierlijk belijnde kop te zien. Deze had een wit plekje, een spatje of vlekje horizontaal achter de ogen. Verder leken ze als twee druppels regenwater. ‘Hier kan ik ook geen brood van bakken ‘,kuchte de melker. Omdat ze wat gemakkelijker in de hand lag, koos ik voor de vlek. Die duif verdient ook een goeie echtgenoot, lachte G.
Na twee koppen koffie en een paar plakken krentenkoek steeg de stemming. De liefhebber van De Kajak toverde twee vale duifjes uit een kistje en sprak: ‘Ze zijn wat klein maar een van deze twee zal een mannetje zijn. G. en ik bekeken ze aandachtig en besluiteloos.; allebei vaal maar welke kon een meisje zijn! Neem ze alle twee voor vijf tientjes bromde de gastheer, dan kun je er zeker uit kweken.
Na nog een frisdrank en heen en weer gebabbel vertrokken we. En hoe het verder ging? De twee kaboutervaaltjes kregen een doffer en duivin van het eigen hok. De Vlek of Spat mocht met een half- Duitse Knipp- Zwartgoud doffer aan een nestschotel met nakomelingen beginnen. Maar er kwamen geen eieren ook toen in alle broedvakken elk koppel al lang en breed zat te broeden. Goede raad was niet duur een paar stenen eitjes boden uitkomst. Het Vlekje kon dan na achttien dagen een adoptieduivenbaby groot brengen. En zo geschiedde!
Wellicht dat mijn favoriete aankoop bij de tweede of derde ronde wel voor eigen legsel zorgde. Dat gebeurde niet. Duivenvrienden die ik om raad vroeg, kwamen met allerlei op een aanmerkingen: opruimen, alleen mee gaan vliegen. Zo’n duif kon altijd mee legde nooit in de reismand en het was mijn eigen schuld immers ik had geen fopeieren onder moeten schuiven, die duivin was daaraan nu gewend , vond het wel makkelijk zo en zou nooit meer de moeite nemen er zelf wat uit te persen.
Op de natour het voorbije jaar moesten de nieuwelingen wedstrijdvliegen. De beide vale duiven onderhand uitgegroeid tot sterke donders kwamen goed tot redelijk naar huis. Die hadden met hun partners mooie blauwe jongen gegeven. Onder meer :de Skiff, de Kruiser en het fregat. Zij finishten in de kopgroep, althans op mijn hok. De Vlek bracht er geen spat van terecht, haar Tomtom plande verkeerde routes. Ze kwam onveranderlijk pas tegen het avondeten, bij donker of de volgende morgen thuis. Zou ze het komend jaar nog zo maar voor een verrassing zorgen of moesten we haar definitief als een miskoop beschouwen. Je had tenslotte niks aan een kachel die niet brandde, een auto die niet reed of een beeldscherm dat bij leuke programma’s bijvoorbeeld het vrouwenvoetbal of de spannende capriolen van formuleartiest Verstappen de geest gaf.
©c.u.
Recente reacties