De afgelopen twee bijdragen heb ik een poging gedaan om de verschillende manieren van kweken op een rijtje te zetten. Goed maal Goed is nog niet behandeld en dat komt niet aan de beurt.
In deze bijdrage wil ik het verder hebben over het belangrijkste onderdeel van het denken over kweken. De start van elke poging om koppels op papier te zetten: Goede duiven!
Kruisingen maken
Kruisen is niets anders als een duif van je eigen stam kruisen met een duif uit een stam van een andere liefhebber. Of natuurlijk twee duiven van je eigen hok tegen elkaar die niets met elkaar te maken hebben. Je moet dan natuurlijk wel proberen een duif te nemen (of te kopen) uit een goede duif of goede kweeklijn. Het beste is dan ook nog een duif uit een stam die sterk aan elkaar verwant zijn van moeders- en vaderskant. Het is goed om te letten dat de duif van je eigen hok eveneens van moeders- en vaderskant aan elkaar verwant is. De jongen uit deze kruising zou je weer terug kunnen zetten op een duif van je eigen stam. Om verwatering van je stam te voorkomen. Maar wij hebben een kruisingsproduct ook weleens tegen een derde lijn gekruist en dat had eveneens succes op het gebied van vliegen. De drie lijnen hadden bij ons allemaal in de kop van de nationale uitslag gestaan, dat is altijd de basis van ons denken als we koppelingen gaan maken: Goede vliegduiven.
Jongen uit kruisingen zijn bij ons meestal de beste. ‘De Witpen 15’ is daar een goed voorbeeld. Zij won drie prijzen bij de eerste 50 nationaal. Ook ‘De Bonte 49’ deed dat en is eveneens een kruisingsproduct. Haar zus, ‘De Oude 11’ en ‘De Gemotiveerde’ waren twee van onze beste duiven een jaar of tien terug en zijn allebei kruisingen. ‘Jo’ (1e nat. Mont de Marsan 2006) en haar nestzusje ‘Het Kleine Donkertje’ vlogen vele malen in de top 100 nationaal en zij komen uit goede kruisingsduif (eigen soort x Wanroy-duivin van Izak de Jong) die teruggezet werd op duif van de eigen stam.
Een duif uit een derde lijn (stam), die bij ons goed had gevlogen zette wij tegen een duif uit een kruising. Hier kwam ‘De Bonte 65’ uit die vorig jaar (2008) duifkampioen werd. Uit diezelfde duif (van de derde lijn) kwam met een andere kruisingsduif ‘Het Kleine Bonte Doffertje.’ Deze duif won drie vroege prijzen van de drie keer mee. Een paar jaar geleden hadden we een jaarling die kop vloog op Blois en een jaar later draaiden we haar in de nacht van Bergerac. Deze duif kwam ook uit een kruisingsduif met een duif uit een derde lijn. Een duif die afstamt uit drie lijnen willen bij ons goed naar huis komen. Zeker zo goed als duiven uit een kruising tussen twee lijnen. Van de huidige generatie goede duiven zijn er duiven bij die uit een kruising komen, twee duiven uit een kruising teruggezet op 1 van de kruisingslijnen (75% één soort), een lijnenteeltduif en een krijger van een duivenvriend.
Goed x Goed
Er zijn eveneens liefhebbers dan gaan nog verder dan kruisen. Die kruisen misschien wel tot in het extreme. Niet drie lijnen maar nog veel meer. Die mensen kijken niet naar afstamming maar alleen naar goede duiven. Een goede doffer tegen een goede duivin. Wat de achtergrond verder is maakt niet uit. De doffer en de duivin verschillen vaak niet veel qua type, maar qua bloedlijnen wel. En deze liefhebbers kweken eveneens goede duiven. Wij zijn daar zelf geen voorstander van. Probeer de lijnen in een koppeling te beperken tot maximaal een stuk of drie, liefst twee. Waarom? Omdat we bang zijn dat de goede eigenschappen van de lijnen anders gaan verwateren. Misschien is het wel de grootste flauwekul. In de toekomst ga ik dat ook eens proberen. Eén van die goede duiven met drie lijnen zetten tegen een vierde lijn. Wie weet.
… wordt vervolgd …
Recente reacties