De laatste weken zijn er wekelijks een paar artikelen verschenen over hoe verschillende goed spelende duivenliefhebbers tegen Selecteren aan kijken. De reacties op mijn oproep om 10 vragen over dit onderwerp te beantwoorden waren gigantisch. Bijna iedereen reageerde, zodat we veel artikelen konden plaatsen en een zo breed mogelijk beeld konden schetsen over dit onderwerp.
Wat mooi was om te lezen is dat de goed spelende liefhebbers de prestaties als belangrijkste selectiemethode zien. Sommigen zien graag een goed gebouwde duif of een duif met een gesloten stuit. Het is echter ondergeschikt aan de prestaties die de duif levert. Als een duif die deze kenmerken minder bezit leuke prijzen gaat verdienen, dan wordt de bouw en stuit gelijk minder belangrijk. Kweekduiven worden net zo geselecteerd als de vliegduiven. Al zijn het bij de kweekduiven de prestaties van hun nazaten die de doorslag geven. Om als vliegduif te ‘promoveren’ naar kweekduif zijn de prestaties van hun nazaten belangrijker dan die van henzelf.
Als je jarenlang selecteert op prestaties kan er weinig aan de bouw mankeren. Als een liefhebber dan denkt dat een duif met prestaties een mindere bouw heeft, moet deze liefhebber bij zichzelf te raden gaan of hij dat wel goed ziet en misschien zijn visie bij gaan stellen. Ik zie liever een duif met prestaties en een mindere bouw (wat dat ook moge wezen), dan andersom. Toen ik voor het eerst bij Jelle Jellema was en duiven in de hand kreeg die bij de eerste 10 nationaal hadden gespeeld en sommigen meerdere keren, heb ik mijn visie bijgesteld en niet zo voorzichtig ook. Niet dat ik ‘slecht gebouwde duiven’ in de hand kreeg. Zeker niet! Maar ze waren wel anders gebouwd dan duiven van onszelf die bij de eerste 10 nationaal hadden gevlogen. Dus mijn visie op dat gebied werd verbreed.
De liefhebbers die meewerkten aan dit thema hechten wel veel waarde aan vitaliteit. Het valt al niet mee om goede prestaties te leveren met gezonde duiven … laat staan met duiven in een mindere conditie. Buiten het vliegseizoen mogen deze duiven bij de meeste liefhebbers uitzieken. In het seizoen worden de minder gezonde duiven apart gezet of behandeld of zelfs verwijderd. De meeste liefhebbers vinden een strenge selectie bij jonge duiven belangrijk om een sterke stam op te bouwen. Jonge duiven die een keer hebben gezworven worden vaak (niet bij iedereen) wel weer in genade aan genomen en krijgen dan een tweede kans. De liefhebbers die meededen over het Thema Selecteren zien bijna allemaal niets in de ogentheorie. Wel zien de meeste liefhebbers graag een mooi kleurrijk oog. De prestaties en dus de selectie is daar niet afhankelijk van.
We kunnen terugkijken op een mooie serie over het Thema Selecteren. Tijdens de weken dat deze serie in Het Marathonduivenjournaal werd gepubliceerd, zag ik een oproep om je op te geven voor een handkeuring bij een club in Friesland (geen tentoonstelling). Je mocht jezelf opgeven en het aantal duiven wat je gekeurd wilde hebben. Daar is op zich niet veel mis mee. Een gezellig avond oewehoeren en melken over duiven. Echter moet je er vaak voor betalen … per duif een klein bedrag, maar een leuke bijverdienste voor de handkeurder. Dat is hem of haar gegund. Je moet er alleen als liefhebber niet te veel waarde aan hechten. Ik vind het alleen goed genoeg voor volksvermaak.
Een duivenkennis liet een keer zijn hele toekomstige jaarlingenploeg keuren … 30 stuks. Ze waren als jonge duif goed afgericht tot 400 km. Het kaf was van het koren gescheiden. Hij had er een stuk of 5 verspeeld onderweg. Op zich praat ik hier over een goede melker, dus veel slecht gebouwde duiven heeft hij niet. Hij wilde er van de 30 een stuk of 6 uitselecteren, wat ik hem afraadde (zie ook mijn inleidende verhaal over selecteren). Hij liet de keurder zijn werk doen en van de 30 toekomstige jaarlingen behaalden 26 jaarlingen een score 8 of hoger … één een 8- en drie rond de 7. Ik zei tegen mijn duivenkennis: ‘Zo’n goede klas heb ik als docent nog nooit gehad!’ Hij vroeg wat ik daar bedoelde. Ik zei: ‘Simpel, een 8 is goed (een 9 zeer goed) en een 7 is redelijk goed. Je gaat me toch niet vertellen dat 90% van je duiven goed of zeer goed zijn en 10% redelijk? Het is puur volksvermaak en verder niet.’ Drie jaar later zaten tussen zijn 30 jaarlingen van toen 3 hele knappe duiven (een duifkampioen en twee nationale top 25 vliegers). Een geweldig percentage … 10%. De andere 90% waren een paar jaar hokvulling geweest. Ze vlogen af en toe een prijsje of dat zelfs niet … dus niet goed genoeg om mee verder te bouwen aan een stammetje. Geen 8, zelfs geen 7 of 6 waard … maar 5 of minder. Onvoldoende dus!
Collega duivenliefhebbers … laat de mand uw selectie doen en als u naar een middag of avond handkeuring of ogentheorie-wetenschap gaat … geniet ervan, maak er een gezellige dag van, maar hecht er alstublieft geen waarde aan! Nu zult u misschien zeggen: Ik nam een keer mijn beste duif mee naar zo’n keuring en die kreeg een 9. Ik zeg gefeliciteerd, maar dat is natuurlijk logisch, want wie neemt nu zijn slechtste duif mee naar zo’n handkeuring? Bijna niemand toch? En lees het verhaal van hierboven nog even door … die duivenkennis had wel 5 duiven met een 9 of een 9+ … dat waren niet de 3 toppers van drie jaar later. Ik moet met zulke dingen altijd denken aan een avond dat ik naar een genezingsdienst ging (uit nieuwsgierigheid en als ondersteuning voor een studie die ik toen deed). Een man ging met een vrouw in een rolstoel naar voren en de gebedsgenezer zei: ‘Mevrouw, u wilt zeker weer lopen … als ik het zo zie.’ Ik kon de slappe lach niet onderdrukken. Sorry … met terugwerkende kracht.
Nog één keer … de mand laten selecteren. De mening van een goed spelende eerlijke melker wil weleens helpen met het samenstellen van kweekkoppels en tips over hok en verzorging. Maar verder mand, mand en nog eens mand.
Recente reacties