‘De laatste jaren komen er steeds meer drankjes, pilletjes en poeiers voor duiven’, zuchtte Andries, een duiven collega. ‘ Als ik bij een veevoederbedrijf of dierenspeciaalzaak kom, zie ik door de bomen het bos niet meer; ze verkopen dozen met zwarte modder en flessen met allerlei gekleurde, meestal bruine inhoud.’
‘Ja,’ zei ik, ‘ je hebt groot gelijk en ik vertrouw de zaak niet echt. ‘ Misschien zit er in zo’n flesje wel kouwe koffie,’ pruttelde hij. ‘ Toch heb ik laatst een zak biggencompost gekocht,’ zei ik,’ en dat alleen omdat de man van de winkel vertelde dat het goed voor de diarree zou zijn. Toen ik thuiskwam dacht; ik wat een onzin, waarom trap ik er altijd weer in!’ Andries schudde zijn hoofd:’ een zak met zand?’ Hij lachte en streek bedachtzaam over z’n kale kop. ‘ Ik had beter moeten weten, want ik ben er al vaker ingetuind. Eerst was er die koopman met z’n zogenaamd sappige sinaasappels. Hij beet er in en het sap stroomde over zijn kin. Ik kocht er dertig. Toen ik even later weer langs zijn kraam kwam, zag ik dat hij een bierflesje had en telkens een slok dronk voor hij een sinaasappel te grazen nam.’ Andries vond het wel geinig. ‘ Ja, bromde ik, ‘ lach jij maar, ’ik heb nog meer beleefd.’
‘In het begin van mijn trouwen woonde ik op de grens van Beverwijk en Heemskerk drie hoog op een flat. Postduiven hield ik daar niet. Er waren andere dingen die mijn aandacht opeisten. Op een avond werd er aangebeld. Ik keek door ’t raampje om te zien wie het was. Er stond een vent vlak voor m’n neus tegen mijn ruitje te blazen. Het glas besloeg. Ik deed open.
‘ Uw glas is beslagen,’ sprak de man ernstig, alsof dat een belangrijke ontdekking was. ‘Ja, dat hebt u net gedaan,’ zei ik weinig enthousiast. ‘ Let op,’ zei hij,’ daar gaan we wat aan doen.’ Hij toverde uit de zakken van zijn regenjas een doek en een flesje met een groene vloeistof. Hij bevochtigde de lap met een paar druppels van dat geheimzinnige goedje, wreef mijn deurraampje schoon en begon opnieuw te blazen. ‘ Kijk’, riep hij opgewekt,’ nu beslaat het niet.’
Om kort te gaan hij verkocht mij het flesje. Ik kon er ook het huiskamerraam mee inwrijven en ik zou nooit meer last van condens hebben.’ ‘Het was gewoon een beetje groene motorolie,’ zei ik tegen Andries. ‘Wat heb je met dat biggenzand gedaan’, wilde hij horen, ‘ Was die compost nou van of voor biggen?’ ‘Ik weet het niet’, bromde ik, ‘ dat spul heb ik in de tuin geflikkerd.’ ‘ De mens wil bedrogen worden,’ sprak mijn duivenvriend wijsgerig. ‘ Ken je het verhaal niet van de man die in de trein appelsientjes verkocht, omdat je daar intelligent van zou worden?’ ‘ Nee,’ riep ik, ‘ en ik wil; het niet horen ook!’ ‘ Nou toen die andere treinreiziger, de pitjes oppeuzelde, zei die na een poosje: ‘ Wat stom van me, ik had toch beter zelf appels kunnen kopen, dat was niet zo duur geweest.’ Waarop de pitjesverkoper kalm reageerde met:’ zie je wel het begint al te werken!’ ‘ Dat verhaal heb ik eerder gehoord, Andries, dat heb je niet van jezelf.’ ‘ Dat hindert niet, , grinnikte hij, ‘als je de moraal maar ziet, een duivenmelker moet zich geen appels voor citroenen laten verkopen.’
©c.u.
Recente reacties