2015 was voor onze duiven een prima jaar. Perpignan was misschien wat minder, maar daar heb ik al een keer over geschreven. Voor de rest ging het prima tot uitstekend. Vier vluchten waren zelfs top !!! Je krijgt dan de geijkte vragen als je een keer iemand spreekt en onder die geijkte vragen zit steevast: ‘Wat heb je de duiven gegeven?’ Ik word altijd vrolijk van die vraag. Want dan moet ik denken aan 1986 … zo lang gelden? … Ja, zo lang geleden, maar het is bijna 30 jaar later nog steeds actueel. Sommigen die mij wat langer kennen, hebben dit verhaal vaker gehoord of gelezen, maar het is tè leuk om niet nog een keer vertellen …
1986
In het voorjaar van 1986 kreeg ik ‘het gezag’ over de jonge duiven. Mijn vader en opa speelden in die jaren voor het generaal kampioenschap, wat ze trouwens dat jaar ook werden, maar dat terzijde. In 1984 had ik al eens een hokje met 15 jongen gehad, maar toen verspeelden pa en opa de helft van ‘hun’ jongen van het hok en toen werden ‘mijn’ jongen naar hun hok verhuisd, waardoor voor mij de lol eraf was. Dit keer mocht ik alle jongen verzorgen, dus had geen last van eventuele verliezen. Opa hield een oogje in het zeil en die hoorde ik niet veel, dus hij zal tevreden geweest zijn. De voorbereidingen verliepen goed en zo kwam de eerste vlucht. 27 jongen werden gespeeld op Wernhout, wat toen traditioneel de eerste vlucht was. De jongen zaten in het hok bovenop de schuur van opa, naast het hok waar later de overnachtduiven kwamen. De afspraak was zo: Als de eerste duif zich aandiende, moest ik naar boven. Opa riep de duif van de nok van het hoge hok en als de duif op klep viel, moest ik wat voer in de voerbak gooien en de duif naar binnen roepen. Ik moest dan de gummi voorzichtig van de poot afhalen en die gummiring naar mijn vader gooien, die het stiek dan zou klokken in onze bakelieten Benzing.
We stonden te wachten en daar kwamen de eerste drie duiven tegelijk aan. Ik liep rustig de trap op (ik had toen al de houding van een fondspeler) en wachtte rustig af …… wanneer de duiven op de klep zouden vallen. Opa riep de duiven van de nok van het hoge hok en er vielen geen drie duiven op de klep, maar wel een stuk of negen en toen ik ze naar binnenriep, bleken het er zeventien te zijn. Ik pakte, puntenpakker als ik was, eerst de twee bovensten van de lijst, want die zaten erbij en na ruim een minuut zaten er zeventien gummi’s van de duiven in de klok. De eerste prijs hadden we niet, maar de zeventien eerste jongen zaten alle zeventien bij de eerste 23 prijzen van de club. Een uitslag om trots op te zijn. Dat was ik natuurlijk ook. Opa vertelde trots dat ik de jongen verzorgde en dat de nieuwe generatie goede duivenmelker zich aandiende.
Een liefhebber, die aan de bar stond, vroeg aan mij: ‘Wat heb je de jongen gegeven, Jaco?’ En daar sloeg mijn fantasie op hol … geladen met een dosis humor, die niet altijd door iedereen gezien wordt, maar dat maakt in dit geval het verhaal alleen maar mooier. Ik vertelde: ‘Op vrijdagmiddag ga ik voor opa en oma altijd boodschappen doen.’ De slager waar ik vrijdag ook altijd het vlees ging halen, knikte instemmend vanachter zijn borrel. ‘Ik kom dan ook bij de bakker bij ons onderaan de weg,’ ging ik verder, ’ik krijg van hem in het duivenseizoen altijd een vuilniszak oud brood mee … grof volkoren. Als ik dan de boodschappen bij opa en oma afgeef, gaan opa en ik de bovenkant van het grof volkoren afschrapen en doen dat in een tupperware-bakje. Als de duiven dan zaterdag van de vlucht thuiskomen, dan krijgen ze dat schraapsel dat ’s avonds te eten. Ze herstellen daar geweldig van en vliegen op zondag dan al weer dik een uur. Dat deden we ook de laatste africhting een week terug. Verder drinkt opa de hele week 2 tot 3 flesjes bier per dag. Alleen op zaterdag niet. Dan drinkt hij ’s avonds na de koffie twee borrels voor het slapen gaan. Als hij dan zondagochtend opstaat en hij moet plassen, dan doet hij dat in een oude melkfles. Van deze ochtendplas krijgen de duiven op zondagavond een klein borrelglaasje in de waterbak … aangevuld met kraanwater. Dit voor de nodige ontsmetting van de duiven.’
Dit verhaal werd door een vijftiental ervaren duivenmelkers opgenomen, als door kinderen die voor het eerst het sprookje van Roodkapje te horen krijgen.
Ons weekend was goed geweest. De nieuwe schoolweek begon en het werd uiteindelijk weer vrijdag. De dag dat ik voor opa en oma boodschappen ging doen. Zoals elke week kwam ik nu ook weer bij de bakker. Ik bestelde mijn melkwit en de vrouw van de bakker vroeg me even te wachten. Ze liep naar achteren … naar de bakkerij en haalde haar man. Ik hoorde haar roepen: ‘De duivenmelker is er!’ Ik fronste mijn wenkbrauwen en wist niet wat ik er van moest denken. ‘Zo, Jaco,’ begon de bakker, ‘wat heb jij de duivenmelkers van Veenendaal wijs gemaakt?’ Ineens snapte ik het en moest lachen. Ik vertelde hem het verhaal bij een bakje thee in de keuken van de bakkerij en de bakker en zijn personeel gierden het uit. Ik vroeg hem: ’Vroegen ze om oud grof volkoren?’ ‘Ja,’ zei hij,’en ik vroeg wat ze daarmee moesten en toen noemden ze jouw naam. Toen ben ik het spel maar mee gaan spelen. Ik zei: dat kan niet, die zijn al gereserveerd voor Jaco en adviseerde ze naar een andere bakker te gaan.’ ‘Dank je wel voor het meespelen van je rol en een prettig weekend,’ zei ik en ging terug naar opa en oma. In de deuropening zei ik nog: ‘De slijterij op de hoek zal ook wel meer Hooghoudt dubbele graanjenever hebben verkocht!’ En ik vertrok met een grote glimlach om mijn mond richting opa en oma.
Een waar gebeurd verhaal, beste lezers. Bij veel liefhebbers gaat het niet om de kwaliteit die op het hok hebt of om een beetje motivatie of gezondheid, maar om wat je over het voer doet of in het water kiepert. En ik ben ervan overtuigd als je het in pilletjes, poedertjes of drankjes zoekt, je nooit tot de beste van je omgeving gaat behoren!!! Kwaliteit moet je in het hok hebben !!!
Recente reacties