We hebben nog niet zo veel lente-achtige dagen gehad in maart, maar op één van die zeldzame dagen had ik onze duiven los. Ze vlogen met veel bravoure en plezier. Ik moest terugdenken aan een column die ik zo’n tien jaar terug had geschreven over ‘het temperen van vorm’ … een hot item in die jaren. Vooral bij liefhebbers die op Social Media graag in de belangstelling staan en die er een deugd van maken om mensen op het verkeerde been te zetten. Ik dacht: Die column ga ik eens opnieuw publiceren …
Een term die de laatste 10 jaar steeds vaker opduikt in de duivensport, is ‘vorm temperen.’ Het is een gevolg van specialisatie. De laatste 25 jaar zijn er veel duivenliefhebbers gespecialiseerd in de overnachtvluchten, later marathonvluchten genoemd, vanwege de groeiende interesse in de ZLU-vluchten. De laatste 15 jaar zijn er ook liefhebbers die alles op alles zetten op de dagfond. Dit betekent voor beide groepen duivenliefhebbers, dat alle successen in een periode van zo’n 9 weken moeten worden behaald. Mede vanuit de wielersport weten we dat je niet in een heel seizoen kunt pieken. Sommige wielrenners zetten alles op alles om drie weken in juli op te toppen van hun kunnen te presteren. Andere rondes testen ze af en toe hun vorm en conditie, maar het achterste van hun tong laten ze zien in drie weekjes Frankrijk en ook in die 21 etappes kiezen ze hun momenten uit om te vlammen. De duivenliefhebbers denken hier lering uit te moeten trekken. Waarom ook niet?

Vanaf mijn 14e jaar was ik een fanatiek toerfietser. Samen met een groepje renners tussen de 25 en 35 jaar reden wij wekelijks een tocht van 100 tot 160 km. Ik was de jongste en als we op een heuvelachtig parcours reden en de conditie was goed, dan wilde ik mijn voordeel (10 tot 20 kg lichter dan de rest) wel even laten zien om even van ze weg te rijden. Dat lukte zelden lang, want kop over kop pakten de mannen me snel weer terug. In die tijd merkte ik dat dit wegrijden een periode van vier of vijf weken beter lukte dan de periode ervoor of erna. De opbouw van het seizoen speelde daarbij een rol. Helaas is aan deze hobby abrupt een einde gekomen na het breken van mijn elleboog. Dit is nooit goed hersteld. Maar dat is voor de rest van het verhaal niet belangrijk.

Vanaf 1991 speel ik alleen nog zware fondvluchten met de duiven. Mijn vader deed er nog een paar jaar dagfond bij, maar dat was al snel afgelopen en richtten we al onze pijlen op de overnachtvluchten. Het accent verschoof van een heel seizoen proberen te knallen naar een week of 7 tot 10 met de besten meedoen. De duiven werden in maart gekoppeld en op de eerste jongen werden de duiven ingespeeld. De seizoenen verliepen op deze manier vanzelf. We moesten de laatste vlucht uitkijken dat ze nog voldoende oude slagpennen hadden, maar als we ze op jongen speelden was dit probleem ook niet groot.

De laatste jaren lijkt het wel of we wat scherper zijn. Vooral als we een winter weinig last hebben van de roofvogels en ze drie tot vier keer per week los kunnen. Hoe het ook mogen komen …… de duiven krijgen al aan het eind van de winter tekenen van vorm. Ze jakkeren uren door de lucht … het is een lieve lust! Zou het een teken van echte vorm zijn? Als dat zo is, moeten we er iets aan doen, want dat houdt geen duif vol. Vanaf half februari tot begin augustus vorm. Ik heb daar eens rustig over na zitten denken. Zeker met de verhalen van de wielrennerij, maar ook van de marathonlopers in mijn achterhoofd. De marathonlopers lopen hooguit twee marathons per jaar en in de aanloop naar iedere marathon letten ze goed op hoe de opbouw is, naar die marathon toe. De piek moet op het juiste moment zijn. Vroege vorm moeten we bij de duiven dus ook niet hebben.

Ik zat in enkele jaren terug te filosoferen en dacht, het zou niet gek zijn als de duiven een kleine besmetting van het een of ander zouden krijgen. Dat tempert de vorm wel. In de buurt zitten een paar liefhebbers die het allemaal niet zo nauw nemen met de duiven. Dus ik ging daar eens kijken. Bij beide hokken nam ik drie doffers en drie duivinnen mee, die er niet fris bijzaten en ik gooide die tussen onze eigen duiven. Na twee weken zaten onze duiven er nog strak bij … gladde nekjes … krijtwitte neusdoppen en pluimpjes op de mest. De 12 ‘asielzoekers,’  die ik zelf tussen ons eigen volk had geplaatst, straalden met onze eigen duiven mee … missie mislukt.

Ondertussen was ik zelf, zoals elke winter de laatste jaren bevangen door de griep. Dunne mest, spierpijn, hoesten … u kent dat vast wel en in mijn omgeving waren er nog een paar gevalletjes. Al zwetend op de bank, kwam ik op een helder idee … ik vind mijn eigen ontlasting op en gooide dat in een emmer bij de schuur. Ik vroeg de ontlasting van drie andere ‘griepgevallen’ en maakte daar met behulp van warm water (daar gedijen bacteriën goed in) een mooi mengsel van. Dit mengsel bracht ik aan op de vloer van het duiven. Elke dag een beetje. …… De duiven gingen er minder uitzien en de vorm was weg en die vorm kwam pas in het seizoen in volle hevigheid terug. Missie geslaagd !!!

Gelukkig lukte het om de vorm te temperen met de ontlasting van een paar ‘griepgevallen.’ Zodoende hoefde ik het laatste redmiddel niet gebruiken … ik had voor iedere duif een draad (iets dikker dan vliegertouw) geknipt wat ik om te vaste voetring wilde binden … aan de ene kant en andere kant aan zo’n ijzer waar je de voorband van je fiets in kan parkeren, die ik speciaal voor dit doel had aangeschaft. Het doel van het touw was dat ze niet zover weg konden trekken en de conditie daardoor zal afnemen. Het vliegen zal ze immers tegen gaan vallen met dat touw aan de poot … Het was niet nodig … de vorm was al getemperd.

Als u dit nu leest en denkt: Die gozer spoort niet !!!! …… Dan kan ik u geruststellen …… Dat klopt !!!

 

… wordt vervolgd …