In de serie columns over de kweek krijg ik veel positieve reacties. Dus daar gaan we nog wat weken mee door. Dus de liefhebbers, die van mij een vragenlijst hebben gekregen, hebben nog alle gelegenheid die in te vullen. Het is even werk, maar je doet er veel mensen een plezier mee, beginnend met de columnist zelf. Vandaag is de beurt aan een sympathiek mens uit het hartje van Limburg, Roermond, Bernard Hanno. Deze liefhebber is een stabiele speler met regelmatig duiven in de kop van de uitslag. Dit jaar behaalde hij o.a. de 5e van St. Vincent tegen 7.830 duiven in sector I en tevens de 7e nationaal (alle sectoren) tegen 15.918 duiven.
Bernard Hanno houdt doorgaans in de winter 39 koppels duiven. Hierbij zitten negen kweekkoppels. Hij koppelt voor een marathonspeler vroeg, namelijk op eerste Kerstdag (25 december). Hij kweekt voor zichzelf elk jaar rond de 55 jongen en in het naseizoen nog eens 5 jongen. Deze late jongen gaan het jaar erop mee met de trainingsvluchten van de oudere duiven en worden zo tot ongeveer 500 km ingespeeld.
Voordat de kweek begint krijgen de duiven een geelkuur en een wormkuur. Als de koppels op jongen komen, krijgen ze naast het ‘gewone’ kweekvoer, scharrelkorrel voor kippen van het merk Havens. Dit is dan ongeveer 10% van het voer. Uit de kweekkoppels worden 3 of 4 rondes gekweekt. Enkele koppels worden in de loop van het seizoen weleens overgekoppeld. De rest blijft een jaar bij elkaar. Bewezen koppels blijven vaak bij elkaar, maar worden voor een enkele ronde weleens omgekoppeld om een ander combinatie uit te proberen.
De basis waar Bernard vanuit gaat bij het samenstellen van de koppels is goed x goed. Naar bouw wordt niet gekeken. Er zijn in de loop der jaren bij de man uit Roermond vaak genoeg goede vliegers met een klein gebrek in de bouw goede kwekers geworden. De prestaties vormen de leidraad. Naar de kleur, vorm en intensiteit van de kleur van de ogen wordt niet gekeken bij de koppelingen. Bernard zegt daar geen verstand van te hebben. Gelukkig heeft hij dat wel als het gaat om goede duiven. Wringers in de hand kijkt hij ook niet naar. Wilskracht is daar niet helemaal van af te lezen. Bernard kweekt wel uit kinderen en kleinkinderen van goede duiven, die uit een familie komen van generaties vol goede vliegers. ‘Ik doe dat eigenlijk nog te weinig,’ vindt hij. Snelheidsduiven brengt hij niet in zijn stam. Als hij nieuwe duiven aanschaft, zet hij die weleens op elkaar, als ze beiden uit goede ouders komen.
Intelen en lijnenteelt doet Bernard niet. Hij heeft goede hokken er te veel mee zien afglijden. Hij is een voorstander van alleen goed x goed en hoeveel soorten er in één koppeling zitten, is niet van belang als er maar prestaties achter zitten. Dat is de basis om weer goede duiven te kweken. Uit goede duiven heb je kans, dat je weer goede duiven kweekt en anders lukt het niet.
Een bewezen koppel van deze sympathieke topper uit Midden Limburg is samengesteld uit een doffer, die goed heeft gevlogen. De duivin is een duivin van Hub Nijsten uit Geulle. Deze duivin is op een bon gekregen. Aan deze duivin zit een verhaaltje: Bij het de eerste keer loslaten als pieper, ging ze de lucht in …… weg was ze. Na 3 weken kwam ze terug zo mager als een scheermes. Bernard: ‘Toen dacht ik deze gaat naar het kweekhok en ik zette haar toen tegen mijn beste doffer, de 42.’ Zo is dit koppel geboren. Ze hebben beide een goede bouw, zachte pluim en een donkerbruin oog met veel werking. De doorslag gaf voor Bernard het karakter van beide duiven …. de wil om naar huis te komen. Bernard: ‘Achteraf komt er veel geluk bij kijken. Of heb ik op het juiste moment goed nagedacht door zo te handelen? Er wordt heel vaak naar dingen gekeken of het wel past, maar ik ben er van overtuigd dat geluk ook een grote rol speelt.’ Zonder geluk vaart niemand wel, maar ook Bernard zegt: ‘Kwaliteit voor alles!’
Recente reacties